Animals and Pets in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to animals and pets in Dutch with translations and examples.


46 words in this list

kat (kaht) β†’ cat

πŸ—£οΈ De kat slaapt op de bank. (The cat is sleeping on the couch.)

vis (fis) β†’ fish

πŸ—£οΈ Ik eet graag vis. (I like to eat fish.)

hondenriem (hoh-den-riem) β†’ dog leash

πŸ—£οΈ Ik heb een nieuwe hondenriem gekocht voor mijn hond. (I bought a new dog leash for my dog.)

kattenbak (kat-ten-bak) β†’ cat litter box

πŸ—£οΈ De kat gaat altijd op de kattenbak. (The cat always goes to the litter box.)

kattenluik (kat-ten-luik) β†’ cat flap

πŸ—£οΈ De kat kan zelf naar binnen en buiten via het kattenluik. (The cat can go in and out by itself through the cat flap.)

hondenhok (hoh-den-hok) β†’ doghouse

πŸ—£οΈ Mijn hond slaapt 's nachts in zijn hondenhok. (My dog sleeps in his doghouse at night.)

kattenmand (kat-ten-mahnd) β†’ cat bed

πŸ—£οΈ De kat ligt graag in haar kattenmandje. (The cat likes to lie in her cat bed.)

hondenspeeltje (hoh-den-speel-tje) β†’ dog toy

πŸ—£οΈ Mijn hond speelt graag met zijn hondenspeeltjes. (My dog likes to play with his dog toys.)

vogelnest (vo-gel-nest) β†’ bird's nest

πŸ—£οΈ Er zit een vogelnest in de boom in onze tuin. (There is a bird's nest in the tree in our garden.)

visolie (fis-oh-lie) β†’ fish oil

πŸ—£οΈ Visolie is goed voor de gezondheid van mijn vissen. (Fish oil is good for the health of my fish.)

kattenvoer (kat-ten-fohr) β†’ cat food

πŸ—£οΈ Mijn kat eet graag nat kattenvoer. (My cat likes to eat wet cat food.)

paard (paart) β†’ horse

πŸ—£οΈ Mijn buurman heeft een paard in de wei staan. (My neighbor has a horse in the field.)

vogelhuisje (vo-gel-huis-ye) β†’ birdhouse

πŸ—£οΈ We hebben een vogelhuisje in de tuin hangen. (We have a birdhouse hanging in the garden.)

hondenkoekje (hoh-den-koek-ye) β†’ dog treat

πŸ—£οΈ Mijn hond krijgt altijd een hondenkoekje als hij braaf is geweest. (My dog always gets a dog treat when he has been good.)

visvoer (fis-fohr) β†’ fish food

πŸ—£οΈ Ik geef mijn vissen elke dag visvoer. (I give my fish fish food every day.)

hondenmand (hoh-den-mahnd) β†’ dog bed

πŸ—£οΈ Mijn hond ligt graag in zijn hondenmandje. (My dog likes to lie in his dog bed.)

kattenkrabpaal (kat-ten-krab-paal) β†’ cat scratching post

πŸ—£οΈ De kat krabt graag aan haar kattenkrabpaal. (The cat likes to scratch on her cat scratching post.)

vogelhuisje (vo-gel-huis-je) β†’ birdhouse

πŸ—£οΈ We hebben een vogelhuisje opgehangen in de tuin. (We hung a birdhouse in the garden.)

vogelkijkhut (vo-gel-kijk-hut) β†’ birdwatching hide

πŸ—£οΈ We gingen vogels kijken vanuit de vogelkijkhut. (We went birdwatching from the birdwatching hide.)

koe (koo) β†’ cow

πŸ—£οΈ De koeien staan in de wei. (The cows are in the field.)

geit (ghait) β†’ goat

πŸ—£οΈ Mijn opa heeft een geit in de tuin. (My grandpa has a goat in the garden.)

aquarium (a-kwah-ree-um) β†’ aquarium

πŸ—£οΈ Mijn broertje heeft een aquarium met tropische vissen. (My little brother has an aquarium with tropical fish.)

dierenarts (die-ren-arts) β†’ veterinarian

πŸ—£οΈ Als mijn hond ziek is, ga ik naar de dierenarts. (If my dog is sick, I go to the veterinarian.)

vogelkooi (vo-gel-koh-i) β†’ birdcage

πŸ—£οΈ De kanarie zit in zijn vogelkooi. (The canary is in its birdcage.)

vogelbad (vo-gel-bad) β†’ bird bath

πŸ—£οΈ We hebben een vogelbad in de tuin gezet zodat de vogels kunnen badderen. (We put a bird bath in the garden so that the birds can bathe.)

vogelzaad (vo-gel-zaad) β†’ bird seed

πŸ—£οΈ We strooien vogelzaad op de grond zodat de vogels kunnen eten. (We sprinkle bird seed on the ground so that the birds can eat.)

kattenbakvulling (kat-ten-bak-vul-ling) β†’ cat litter

πŸ—£οΈ Ik moet de kattenbakvulling nog vervangen. (I still need to replace the cat litter.)

hondenriem (hoh-den-riem) β†’ dog leash

πŸ—£οΈ Ik neem altijd een hondenriem mee als ik mijn hond uitlaat. (I always bring a dog leash when I walk my dog.)

vislijn (fis-lijn) β†’ fishing line

πŸ—£οΈ Ik heb een nieuwe vislijn nodig voor mijn hengel. (I need a new fishing line for my fishing rod.)

vogel (vo-guhl) β†’ bird

πŸ—£οΈ Er zit een vogel in de boom. (There's a bird in the tree.)

viskom (fis-kom) β†’ fishbowl

πŸ—£οΈ De goudvissen zwemmen rond in de viskom. (The goldfish are swimming around in the fishbowl.)

hamster (ham-ster) β†’ hamster

πŸ—£οΈ Mijn zusje heeft een hamster als huisdier. (My little sister has a hamster as a pet.)

manege (ma-ne-ge) β†’ riding school

πŸ—£οΈ Ik ga elke week naar de manege om paard te rijden. (I go to the riding school every week to ride horses.)

vogelvoer (vo-gel-fohr) β†’ bird food

πŸ—£οΈ We strooien vogelvoer op de grond zodat de vogels kunnen eten. (We sprinkle bird food on the ground so that the birds can eat.)

viskom (fis-kom) β†’ fishbowl

πŸ—£οΈ De goudvissen zwemmen rond in de viskom. (The goldfish are swimming around in the fishbowl.)

visnet (fis-net) β†’ fish net

πŸ—£οΈ We gebruiken een visnet om de vissen uit de vijver te halen. (We use a fish net to catch the fish from the pond.)

hondenvoer (hoh-den-fohr) β†’ dog food

πŸ—£οΈ Mijn hond eet speciaal hondenvoer omdat hij allergisch is voor bepaalde ingrediΓ«nten. (My dog eats special dog food because he is allergic to certain ingredients.)

hondenshampoo (hoh-den-sham-poo) β†’ dog shampoo

πŸ—£οΈ Ik was mijn hond regelmatig met hondenshampoo om zijn vacht schoon te houden. (I wash my dog regularly with dog shampoo to keep his coat clean.)

visvijver (fis-vij-ver) β†’ fish pond

πŸ—£οΈ Ik heb een visvijver in mijn achtertuin. (I have a fish pond in my backyard.)

hond (hohnd) β†’ dog

πŸ—£οΈ Mijn hond is heel lief. (My dog is very sweet.)

konijn (koh-nain) β†’ rabbit

πŸ—£οΈ Mijn dochter heeft een konijn als huisdier. (My daughter has a rabbit as a pet.)

schapen (scha-pen) β†’ sheep

πŸ—£οΈ Er lopen schapen op het veld. (There are sheep grazing in the field.)

kooi (koh-i) β†’ cage

πŸ—£οΈ De hamster zit in zijn kooi. (The hamster is in his cage.)

kattenluikje (kat-ten-luik-ye) β†’ cat flap

πŸ—£οΈ De kat kan zelf naar binnen en buiten via het kattenluikje. (The cat can go in and out by itself through the cat flap.)

vissenkom (fis-sen-kom) β†’ fishbowl

πŸ—£οΈ Ik heb een vissenkom gekocht voor mijn goudvissen. (I bought a fishbowl for my goldfish.)

kattenluik (kat-ten-luik) β†’ cat flap

πŸ—£οΈ Het kattenluik zorgt ervoor dat mijn kat naar binnen en buiten kan wanneer hij wil. (The cat flap allows my cat to go in and out whenever he wants.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.