A list of 30 common words and phrases related to buildings in Dutch with English translations and examples.
🗣️ Mijn oma woont in een klein dorpje. (My grandmother lives in a small village.)
🗣️ Het hek om de tuin is gemaakt van hout. (The fence around the garden is made of wood.)
🗣️ De gevel van het gebouw is erg indrukwekkend. (The facade of the building is very impressive.)
🗣️ De gordijnen zijn dicht zodat niemand naar binnen kan kijken. (The curtains are closed so that no one can look inside.)
🗣️ De kast is groot genoeg om al mijn kleren in op te bergen. (The cabinet is big enough to store all my clothes in.)
🗣️ De winkel is vandaag gesloten. (The shop is closed today.)
🗣️ De muur is geverfd in een mooie kleur. (The wall is painted in a beautiful color.)
🗣️ Ik werk op een kantoor in het centrum. (I work in an office in the center.)
🗣️ Mijn huis heeft drie slaapkamers. (My house has three bedrooms.)
🗣️ Doe de deur dicht alsjeblieft. (Please close the door.)
🗣️ We moeten drie trappen op om bij het appartement te komen. (We have to climb three flights of stairs to get to the apartment.)
🗣️ De vloer is van hout en kraakt een beetje. (The floor is made of wood and creaks a little.)
🗣️ Dit is mijn nieuwe woning. (This is my new residence.)
🗣️ Het raam staat open en er komt frisse lucht binnen. (The window is open and fresh air is coming in.)
🗣️ De stoel is te hoog voor de tafel. (The chair is too high for the table.)
🗣️ De spiegel hangt boven de wastafel. (The mirror is hanging above the sink.)
🗣️ Het nieuwe gebouw is erg modern. (The new building is very modern.)
🗣️ Het raam staat open. (The window is open.)
🗣️ De lift is kapot, we moeten het trappenhuis nemen. (The elevator is broken, we have to take the staircase.)
🗣️ Het kantoor is op de tweede verdieping. (The office is on the second floor.)
🗣️ Mijn auto staat in de garage. (My car is in the garage.)
🗣️ Het dakkapel geeft extra ruimte op de zolder. (The dormer window provides extra space in the attic.)
🗣️ Ik kan het slot van de deur niet open krijgen. (I can't get the lock on the door to open.)
🗣️ Ik ben moe en ga zo naar bed. (I'm tired and will go to bed soon.)
🗣️ Ik woon in een appartement op de derde verdieping. (I live in an apartment on the third floor.)
🗣️ Het dak lekt als het regent. (The roof leaks when it rains.)
🗣️ De hal is erg groot en heeft veel licht. (The hallway is very large and has a lot of light.)
🗣️ We hebben een kelder waar we onze spullen bewaren. (We have a basement where we store our things.)
🗣️ De schoorsteen rookt als we de open haard aansteken. (The chimney smokes when we light the fireplace.)
🗣️ De deurbel werkt niet goed, we moeten hem laten repareren. (The doorbell doesn't work well, we need to have it repaired.)
🗣️ We eten altijd aan deze tafel. (We always eat at this table.)
🗣️ Mijn vriend woont in een flat aan de rand van de stad. (My friend lives in a flat on the outskirts of the city.)
🗣️ De lift gaat naar de bovenste verdieping. (The elevator goes to the top floor.)
🗣️ Het plafond is versierd met mooie ornamenten. (The ceiling is decorated with beautiful ornaments.)
🗣️ De stad heeft veel mooie gebouwen. (The city has many beautiful buildings.)
🗣️ Onze tuin is heel groot en heeft veel bloemen. (Our garden is very large and has many flowers.)
🗣️ We hebben een balkon met uitzicht op de zee. (We have a balcony with a view of the sea.)
🗣️ De bank is erg comfortabel om op te zitten. (The couch is very comfortable to sit on.)
🗣️ De lamp geeft niet genoeg licht, we hebben een nieuwe nodig. (The lamp doesn't give enough light, we need a new one.)
Learn with glot
You didn't try learning this list of vocabulary yet.
Thanks for visiting and have the bestest day! 👋
Copyrights by Borkowski Consulting Ltd 2023