Construction and Architecture in Dutch

A list of the 30 most common words and phrases related to construction and architecture in Dutch with translations and examples.


36 words in this list

architectuur (ar-ki-tek-tur) architecture

🗣️ De architectuur van het gebouw is heel modern. (The architecture of the building is very modern.)

vloer (vlohr) floor

🗣️ De vloer van de woonkamer is van hout. (The floor of the living room is made of wood.)

sloop (sloop) demolition

🗣️ De sloop van het oude gebouw duurde drie maanden. (The demolition of the old building took three months.)

beton (be-ton) concrete

🗣️ Het gebouw is gemaakt van beton en staal. (The building is made of concrete and steel.)

elektricien (e-lek-trie-sjen) electrician

🗣️ De elektricien heeft de bedrading van het huis vervangen. (The electrician replaced the wiring of the house.)

fundering (fun-duh-ring) foundation

🗣️ De fundering van het huis moet goed zijn. (The foundation of the house must be good.)

plafond (pla-fond) ceiling

🗣️ Het plafond van de slaapkamer moet worden geschilderd. (The ceiling of the bedroom needs to be painted.)

bouwkosten (bow-kos-ten) construction costs

🗣️ De bouwkosten van het huis zijn hoger dan we hadden verwacht. (The construction costs of the house are higher than we expected.)

bouwmaterialen (bow-ma-te-ria-len) building materials

🗣️ We hebben veel verschillende bouwmaterialen nodig voor de bouw van het huis. (We need many different building materials for the construction of the house.)

isolatie (i-so-la-tie) insulation

🗣️ Het huis heeft goede isolatie om warmteverlies te voorkomen. (The house has good insulation to prevent heat loss.)

behang (be-hang) wallpaper

🗣️ Het behang in de woonkamer heeft een patroon van bloemen. (The wallpaper in the living room has a pattern of flowers.)

verf (verf) paint

🗣️ We moeten de muren van de slaapkamer nog verven. (We still need to paint the walls of the bedroom.)

bouwen (bow-en) to build

🗣️ We gaan een nieuw huis bouwen. (We are going to build a new house.)

venster (ven-ster) window

🗣️ Het venster is gebroken en moet worden vervangen. (The window is broken and needs to be replaced.)

trap (trap) stairs

🗣️ De trap naar boven is erg steil. (The stairs going up are very steep.)

bouwvergunning (bow-ver-gun-ning) building permit

🗣️ We hebben een bouwvergunning nodig om het huis te kunnen bouwen. (We need a building permit to be able to build the house.)

aannemer (aan-ne-mer) contractor

🗣️ We hebben een goede aannemer nodig voor de bouw van ons huis. (We need a good contractor for the construction of our house.)

staal (staal) steel

🗣️ De constructie van het gebouw is versterkt met staal. (The construction of the building is reinforced with steel.)

tegel (te-gel) tile

🗣️ De badkamer is betegeld met witte tegels. (The bathroom is tiled with white tiles.)

raam (raam) window

🗣️ Het raam van de slaapkamer staat open. (The window of the bedroom is open.)

muur (muur) wall

🗣️ De muur van de woonkamer is rood geverfd. (The wall of the living room is painted red.)

muur (muhr) wall

🗣️ We gaan een muur bouwen om ons huis. (We are going to build a wall around our house.)

constructie (kon-struk-sie) construction

🗣️ De constructie van de brug is erg sterk. (The construction of the bridge is very strong.)

balk (balk) beam

🗣️ De balken van het dak zijn van hout. (The beams of the roof are made of wood.)

funderingsdiepte (fun-duh-rings-deep-tuh) foundation depth

🗣️ De funderingsdiepte moet voldoende zijn voor een veilige constructie. (The foundation depth must be sufficient for a safe construction.)

bouwtekening (bow-te-kening) building plan

🗣️ We hebben een bouwtekening nodig voordat we kunnen beginnen met bouwen. (We need a building plan before we can start building.)

bouwvakker (bow-vak-ker) construction worker

🗣️ De bouwvakkers zijn al vroeg begonnen met werken. (The construction workers started working early.)

loodgieter (lood-gie-ter) plumber

🗣️ We hebben een loodgieter nodig om de lekkage in de badkamer te repareren. (We need a plumber to fix the leak in the bathroom.)

vloer (vloer) floor

🗣️ De vloer van de keuken is betegeld met zwarte tegels. (The floor of the kitchen is tiled with black tiles.)

dak (dak) roof

🗣️ Het dak van het huis moet worden gerepareerd. (The roof of the house needs to be repaired.)

deur (dur) door

🗣️ De deur van het huis moet worden geschilderd. (The door of the house needs to be painted.)

bouwbedrijf (bow-bed-ryf) construction company

🗣️ Het bouwbedrijf heeft veel ervaring met het bouwen van huizen. (The construction company has a lot of experience with building houses.)

renovatie (re-no-va-tie) renovation

🗣️ Het huis heeft een renovatie nodig om het weer bewoonbaar te maken. (The house needs a renovation to make it habitable again.)

deur (deur) door

🗣️ De deur van de keuken kraakt als je hem opent. (The door of the kitchen creaks when you open it.)

lift (lift) elevator

🗣️ De lift gaat tot de tiende verdieping. (The elevator goes up to the tenth floor.)

trappenhuis (trap-pen-huis) staircase

🗣️ Het trappenhuis is breed genoeg voor twee personen naast elkaar. (The staircase is wide enough for two people next to each other.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.