Daily Routine and Lifestyle in Dutch

List of 30 common words and phrases related to daily routine and lifestyle in Dutch with English translation and examples.

31 words in this list

werken (vur-kuhn) → to work

🗣️ Ik werk van negen tot vijf. (I work from nine to five.)

ontspannen (ont-spahn-nuhn) → to relax

🗣️ Ik ontspan door een boek te lezen. (I relax by reading a book.)

tandenborstel (tahn-duhn-borstel) → toothbrush

🗣️ Ik poets mijn tanden met een tandenborstel. (I brush my teeth with a toothbrush.)

bril (bril) → glasses

🗣️ Ik draag een bril om goed te kunnen zien. (I wear glasses to see well.)

middag (mid-dahkh) → afternoon

🗣️ Ik ga naar de sportschool in de middag. (I go to the gym in the afternoon.)

wakker worden (vahk-kuhr vohr-duhn) → to wake up

🗣️ Ik word om zes uur wakker. (I wake up at six o'clock.)

dineren (dee-nuh-ruhn) → to have dinner

🗣️ We dineren om zeven uur 's avonds. (We have dinner at seven o'clock in the evening.)

ochtend (okhtuhnt) → morning

🗣️ Ik drink koffie in de ochtend. (I drink coffee in the morning.)

sporten (spor-tuhn) → to exercise

🗣️ Ik sport drie keer per week. (I exercise three times a week.)

dag (dahkh) → day

🗣️ Ik werk elke dag. (I work every day.)

nacht (nahkht) → night

🗣️ Ik slaap goed 's nachts. (I sleep well at night.)

ontbijten (ont-bayt-tuhn) → to have breakfast

🗣️ Ik ontbijt met brood en kaas. (I have breakfast with bread and cheese.)

opstaan (op-stahn) → to get up

🗣️ Ik sta om zeven uur op. (I get up at seven o'clock.)

studeren (stuu-duh-ruhn) → to study

🗣️ Ik studeer aan de universiteit. (I study at the university.)

douchen (dow-shuhn) → to shower

🗣️ Ik douche elke ochtend. (I shower every morning.)

slapen (slah-puhn) → to sleep

🗣️ Ik slaap gemiddeld acht uur per nacht. (I sleep an average of eight hours per night.)

make-up opdoen (meyk-up op-doo-uhn) → to put on makeup

🗣️ Ik doe make-up op voordat ik naar mijn werk ga. (I put on makeup before I go to work.)

shampoo (sham-poo) → shampoo

🗣️ Ik was mijn haar met shampoo. (I wash my hair with shampoo.)

wekker (wek-ker) → alarm clock

🗣️ Ik zet mijn wekker om zes uur 's ochtends. (I set my alarm clock for six o'clock in the morning.)

kussen (kuhs-suhn) → pillow

🗣️ Ik slaap met twee kussens. (I sleep with two pillows.)

avond (ah-vohnt) → evening

🗣️ We eten om zeven uur 's avonds. (We eat at seven o'clock in the evening.)

lunchen (luhn-shuhn) → to have lunch

🗣️ We lunchen om twaalf uur. (We have lunch at twelve o'clock.)

naar bed gaan (naar bet gahn) → to go to bed

🗣️ Ik ga om elf uur naar bed. (I go to bed at eleven o'clock.)

haar kammen (hahr kahm-muhn) → to comb hair

🗣️ Ik kam mijn haar elke ochtend. (I comb my hair every morning.)

tanden poetsen (tahn-duhn poe-tsuhn) → to brush teeth

🗣️ Ik poets mijn tanden twee keer per dag. (I brush my teeth twice a day.)

douchegel (dow-shuh-gel) → shower gel

🗣️ Ik gebruik douchegel om te douchen. (I use shower gel to shower.)

bed (bet) → bed

🗣️ Ik slaap in een groot bed. (I sleep in a big bed.)

handdoek (hahnt-doek) → towel

🗣️ Ik droog mijn handen af met een handdoek. (I dry my hands with a towel.)

tv kijken (tee-vee kie-kuhn) → to watch TV

🗣️ We kijken samen tv in de avond. (We watch TV together in the evening.)

haardroger (hahr-dro-gher) → hair dryer

🗣️ Ik droog mijn haar met een haardroger. (I dry my hair with a hair dryer.)

deken (day-kuhn) → blanket

🗣️ Ik heb een warme deken nodig als het koud is. (I need a warm blanket when it's cold.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋