Directions and Locations in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to directions and locations in Dutch with English translations and examples.

32 words in this list

voor (voor) → in front of

🗣️ De supermarkt is voor het station. (The supermarket is in front of the station.)

onder (onder) → under

🗣️ De kat zit onder de bank. (The cat is under the couch.)

langs (langs) → alongside

🗣️ We fietsen langs de rivier. (We are cycling alongside the river.)

vooraan (vooraan) → at the front of

🗣️ Er is nog een plek vooraan in de zaal. (There is still a spot at the front of the room.)

naar (naar) → to

🗣️ Ik ga naar huis. (I'm going home.)

achter (achter) → behind

🗣️ Het huis ligt achter de kerk. (The house is behind the church.)

in (in) → in

🗣️ Het boek ligt in de kast. (The book is in the closet.)

tegenover (tayghenover) → opposite

🗣️ Het hotel is tegenover het park. (The hotel is opposite the park.)

in de buurt van (in de buurt van) → near

🗣️ Er is een supermarkt in de buurt van ons huis. (There is a supermarket near our house.)

plein (pleyn) → square

🗣️ Er is een markt ophet plein vandaag. (There is a market on the square today.)

richtingaanwijzer (rikhting-aan-wijzer) → direction indicator

🗣️ Volg de richtingaanwijzers naar de parkeerplaats. (Follow the direction indicators to the parking lot.)

naast (naast) → next to

🗣️ Het café is naast de bioscoop. (The cafe is next to the cinema.)

bovenop (bovenop) → on top of

🗣️ De sleutels liggen bovenop de tafel. (The keys are on top of the table.)

achteraan (achteraan) → at the back of

🗣️ De toiletten zijn achteraan in het restaurant. (The toilets are at the back of the restaurant.)

rotonde (rotonduh) → roundabout

🗣️ Je moet de derde afslag nemen op de rotonde. (You need to take the third exit at the roundabout.)

weg (wayk) → road

🗣️ De weg naar het strand is afgesloten. (The road to the beach is closed.)

verkeerslicht (ver-kehrs-ligt) → traffic light

🗣️ Je moet stoppen bij het verkeerslicht. (You have to stop at the traffic light.)

boven (boven) → above

🗣️ De lamp hangt boven de tafel. (The lamp is above the table.)

uit (aut) → out

🗣️ De hond is buiten. (The dog is outside.)

onderaan (onderaan) → at the bottom of

🗣️ Het artikel staat onderaan de pagina. (The article is at the bottom of the page.)

op de hoek van (op de hoek van) → on the corner of

🗣️ Het café is op de hoek van de straat. (The cafe is on the corner of the street.)

brug (bruhg) → bridge

🗣️ We moeten over de brug om bij het kasteel te komen. (We have to cross the bridge to get to the castle.)

treinstation (trayn-staht-syon) → train station

🗣️ Het treinstation is hier vlakbij. (The train station is nearby.)

rechts (raykhts) → right

🗣️ Sla rechtsaf bij de rotonde. (Turn right at the roundabout.)

links (links) → left

🗣️ Het museum is aan de linkerkant van de straat. (The museum is on the left side of the street.)

richting (rikhting) → direction

🗣️ Welke richting moeten we op? (Which direction should we go?)

afstand (afstand) → distance

🗣️ Wat is de afstand tussen Amsterdam en Rotterdam? (What is the distance between Amsterdam and Rotterdam?)

parking (parking) → parking lot

🗣️ Er is een grote parking bij het winkelcentrum. (There is a large parking lot at the shopping center.)

straat (straht) → street

🗣️ Het hotel ligt aan de straat. (The hotel is located on the street.)

wegwijzer (waywizer) → signpost

🗣️ Volg de wegwijzers naar het centrum. (Follow the signposts to the city center.)

gebouw (guhbow) → building

🗣️ Het museum is een oud gebouw. (The museum is an old building.)

bushalte (buhs-hal-tuh) → bus stop

🗣️ De bushalte is aan de overkant van de straat. (The bus stop is across the street.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋