Emotions and Feelings in Dutch

A list of the 30 most common words and phrases related to emotions and feelings in Dutch with translations and examples.


42 words in this list

rustig (ruh-stikh) calm

🗣️ Ze blijft rustig onder druk. (She stays calm under pressure.)

verbaal agressief (vur-bahl ah-greh-sief) verbally aggressive

🗣️ Hij werd verbaal agressief toen hij boos werd. (He became verbally aggressive when he got angry.)

depressie (duh-pray-sie) depression

🗣️ Hij lijdt aan een depressie. (He suffers from depression.)

haat (haht) hate

🗣️ Hij voelt haat jegens zijn vijanden. (He feels hate towards his enemies.)

spanning (spahn-ning) tension

🗣️ Er was veel spanning tussen de twee rivaliserende teams. (There was a lot of tension between the two rival teams.)

teleurgesteld (tay-luhr-khuh-stelt) disappointed

🗣️ Ik ben teleurgesteld dat ik de wedstrijd niet heb gewonnen. (I am disappointed that I didn't win the game.)

boos (bohs) angry

🗣️ Ze is boos op haar baas omdat hij haar niet heeft betaald. (She is angry at her boss because he didn't pay her.)

gefrustreerd (khuh-frus-tuhrt) frustrated

🗣️ Ik ben gefrustreerd omdat ik mijn sleutels niet kan vinden. (I am frustrated because I can't find my keys.)

opgelucht (op-ghuh-loo-khut) relieved

🗣️ Hij was opgelucht toen hij hoorde dat zijn vlucht niet was geannuleerd. (He was relieved when he heard that his flight wasn't canceled.)

opgewonden (op-ghuh-wohnd-un) excited

🗣️ Ik ben opgewonden om mijn familie te zien. (I am excited to see my family.)

gemotiveerd (khuh-moh-tee-vuhrt) motivated

🗣️ Ik ben gemotiveerd om mijn doelen te bereiken. (I am motivated to achieve my goals.)

eenzaam (ayn-zaam) lonely

🗣️ Ze voelt zich eenzaam zonder haar vrienden. (She feels lonely without her friends.)

jaloers (yah-luhrs) jealous

🗣️ Ze is jaloers op haar vriendin omdat ze een nieuwe auto heeft gekocht. (She is jealous of her friend because she bought a new car.)

bang (bahng) afraid

🗣️ De kinderen zijn bang voor het donker. (The children are afraid of the dark.)

gelukkig (khuh-luh-khikh) happy

🗣️ Ik ben gelukkig vandaag. (I am happy today.)

verward (vur-wahrd) confused

🗣️ Ze is verward over wat ze moet doen. (She is confused about what she should do.)

tevreden (tuh-vray-duhn) satisfied

🗣️ Ze is tevreden met haar prestaties. (She is satisfied with her achievements.)

bedroefd (buh-drohft) grieved

🗣️ Hij is bedroefd over het verlies van zijn moeder. (He is grieved over the loss of his mother.)

bezorgd (buh-zohrgt) worried

🗣️ Ik ben bezorgd over mijn toekomst. (I am worried about my future.)

beschaamd (buh-skhahmt) ashamed

🗣️ Ze is beschaamd over haar fouten. (She is ashamed of her mistakes.)

verdriet (vur-dreet) sadness

🗣️ Ze voelt veel verdriet na het verlies van haar vader. (She feels a lot of sadness after the loss of her father.)

onzekerheid (ohn-zay-kuhr-hayt) insecurity

🗣️ Zijn onzekerheid maakt het moeilijk voor hem om beslissingen te nemen. (His insecurity makes it difficult for him to make decisions.)

verlegen (vur-lay-khun) shy

🗣️ Hij is verlegen om met vreemden te praten. (He is shy to talk to strangers.)

geïrriteerd (khay-ih-ree-tuhrt) irritated

🗣️ Hij is geïrriteerd door het lawaai. (He is irritated by the noise.)

enthousiast (uhn-too-zee-ahst) enthusiastic

🗣️ Ze is enthousiast over haar nieuwe baan. (She is enthusiastic about her new job.)

verbaasd (vur-bahst) surprised

🗣️ Ik was verbaasd toen ik hem zag. (I was surprised when I saw him.)

geïnspireerd (khay-in-speer-duhrt) inspired

🗣️ Ik voel me geïnspireerd door zijn verhalen. (I feel inspired by his stories.)

sombere stemming (sohm-buh-ruh stehm-ming) gloomy mood

🗣️ Ze heeft een sombere stemming vandaag. (She has a gloomy mood today.)

vreugde (vruh-khuh) joy

🗣️ Ze voelde veel vreugde toen ze haar diploma haalde. (She felt a lot of joy when she graduated.)

stress (stres) stress

🗣️ Ze heeft veel stress op haar werk. (She has a lot of stress at work.)

verdrietig (vur-dree-tikh) sad

🗣️ Hij is verdrietig omdat zijn hond is overleden. (He is sad because his dog died.)

trots (trohts) proud

🗣️ Ze is trots op haar prestaties. (She is proud of her achievements.)

zenuwachtig (zuh-noo-vahkh-tikh) nervous

🗣️ Ik ben zenuwachtig voor mijn sollicitatiegesprek. (I am nervous for my job interview.)

ongerust (ohn-ghuh-ruhst) anxious

🗣️ Ze is ongerust over haar gezondheid. (She is anxious about her health.)

geschokt (ghuh-shohkt) shocked

🗣️ Hij was geschokt door het nieuws. (He was shocked by the news.)

angstaanval (ahngst-ahn-vahl) panic attack

🗣️ Ze kreeg een angstaanval tijdens haar presentatie. (She had a panic attack during her presentation.)

geërgerd (khay-ur-khuhrt) annoyed

🗣️ Ze is geërgerd door zijn gedrag. (She is annoyed by his behavior.)

liefde (leeft-uh) love

🗣️ Ze houdt veel van haar familie. (She loves her family very much.)

onzeker (ohn-zay-kuhr) insecure

🗣️ Hij voelt zich onzeker over zijn uiterlijk. (He feels insecure about his appearance.)

woede (woh-duh) anger

🗣️ Hij kon zijn woede niet onder controle houden. (He couldn't control his anger.)

verlegenheid (vur-lay-khun-hayt) shyness

🗣️ Haar verlegenheid maakt het moeilijk voor haar om nieuwe mensen te ontmoeten. (Her shyness makes it difficult for her to meet new people.)

verwarring (vur-vahr-ing) confusion

🗣️ Hij voelde verwarring over wat hij moest doen. (He felt confusion about what he should do.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.