Family and Relationships in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to family and relationships in Dutch with their English translations and examples.

33 words in this list

zus (zoos) → sister

🗣️ Mijn zus is mijn beste vriendin. (My sister is my best friend.)

oom (ohm) → uncle

🗣️ Mijn oom woont in België. (My uncle lives in Belgium.)

moeder (moo-der) → mother

🗣️ Mijn moeder werkt als verpleegster. (My mother works as a nurse.)

familie (fah-mee-lee) → family

🗣️ Mijn familie woont in Nederland. (My family lives in the Netherlands.)

partner (pahrtnur) → partner

🗣️ Mijn partner en ik gaan samen op vakantie. (My partner and I are going on vacation together.)

kus (koos) → kiss

🗣️ Mijn vriendin geeft me een kus voordat ze weggaat. (My girlfriend gives me a kiss before she leaves.)

verdrietig (vur-dree-tikh) → sad

🗣️ Ik voel me verdrietig omdat mijn oma is overleden. (I feel sad because my grandmother passed away.)

ouders (ow-durs) → parents

🗣️ Mijn ouders zijn gescheiden. (My parents are divorced.)

neef (nayf) → cousin (male)

🗣️ Mijn neef is even oud als ik. (My cousin (male) is the same age as me.)

getrouwd (guh-trowt) → married

🗣️ Mijn ouders zijn al 25 jaar getrouwd. (My parents have been married for 25 years.)

jaloers (yuh-lohrs) → jealous

🗣️ Mijn broer is jaloers op mijn succes. (My brother is jealous of my success.)

vader (vah-der) → father

🗣️ Mijn vader is een leraar. (My father is a teacher.)

tante (tahn-tuh) → aunt

🗣️ Mijn tante is heel lief. (My aunt is very kind.)

opa (oh-pah) → grandfather

🗣️ Mijn opa vertelt altijd leuke verhalen. (My grandfather always tells funny stories.)

vriend (vrint) → friend (male)

🗣️ Mijn vriend is heel grappig. (My friend (male) is very funny.)

vriendin (vrint-in) → friend (female)

🗣️ Mijn vriendin is mijn beste vriendin. (My friend (female) is my best friend.)

verloofde (vur-lohf-duh) → fiancé(e)

🗣️ Mijn verloofde en ik gaan binnenkort trouwen. (My fiancé(e) and I are getting married soon.)

ruzie (roo-zee) → argument, fight

🗣️ Mijn vriendin en ik hadden gisteren een ruzie. (My girlfriend and I had an argument yesterday.)

gefeliciteerd (guh-fay-li-suh-teerd) → congratulations

🗣️ Gefeliciteerd met je verjaardag! (Congratulations on your birthday!)

boos (bohs) → angry

🗣️ Mijn broer is boos omdat ik zijn spullen heb geleend zonder te vragen. (My brother is angry because I borrowed his things without asking.)

teleurgesteld (tuh-loor-guh-stelt) → disappointed

🗣️ Ik was teleurgesteld toen ik het nieuws hoorde. (I was disappointed when I heard the news.)

broer (broor) → brother

🗣️ Mijn broer is twee jaar jonger dan ik. (My brother is two years younger than me.)

oma (oh-mah) → grandmother

🗣️ Mijn oma bakt de lekkerste appeltaart. (My grandmother makes the best apple pie.)

scheiden (say-den) → to divorce

🗣️ Mijn ouders zijn gescheiden toen ik jong was. (My parents divorced when I was young.)

knuffel (knu-ful) → hug, cuddle

🗣️ Ik geef mijn moeder altijd een knuffel als ik haar zie. (I always give my mother a hug when I see her.)

liefde (leaf-duh) → love

🗣️ Ik hou van mijn familie en vrienden omdat ik veel liefde voel voor hen. (I love my family and friends because I feel a lot of love for them.)

bedankt (buh-dunkt) → thank you

🗣️ Bedankt voor je hulp. (Thank you for your help.)

gelukkig (guh-luk-khig) → happy

🗣️ Ik ben heel gelukkig met mijn leven. (I am very happy with my life.)

blij (blay) → happy, glad

🗣️ Ik ben blij dat het weekendis. (I am happy that it's the weekend.)

nicht (nikht) → cousin (female)

🗣️ Mijn nicht woont in Duitsland. (My cousin (female) lives in Germany.)

afspraak (ahf-spraak) → appointment, date

🗣️ We hebben een afspraak om 3 uur. (We have an appointment at 3 o'clock.)

verliefd (vur-leaf-duh) → in love

🗣️ Ik ben verliefd op mijn partner. (I am in love with my partner.)

sorry (sor-ree) → sorry

🗣️ Sorry dat ik te laat ben. (Sorry that I'm late.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋