Fashion and Trends in Dutch

List of 30 common words and phrases related to fashion and trends in Dutch with English translation and examples.

32 words in this list

ontwerp (on-twerp) → design

🗣️ Het ontwerp van deze jurk is heel uniek. (The design of this dress is very unique.)

pasvorm (pahs-fawrm) → fit

🗣️ De pasvorm van deze broek is niet zo goed. (The fit of these pants is not very good.)

mode (moh-duh) → fashion

🗣️ De mode van dit seizoen is erg kleurrijk. (The fashion of this season is very colorful.)

trend (trend) → trend

🗣️ Deze zomer zijn pastelkleuren een grote trend. (Pastel colors are a big trend this summer.)

collectie (kuh-lek-see) → collection

🗣️ De nieuwe collectie is nu verkrijgbaar in de winkels. (The new collection is now available in stores.)

schoenen (skoo-un-un) → shoes

🗣️ Ik heb nieuwe schoenen gekocht voor de bruiloft. (I bought new shoes for the wedding.)

trui (troy) → sweater

🗣️ Deze trui is lekker warm. (This sweater is nice and warm.)

knippen (kni-pun) → to cut

🗣️ Ik ga mijn haar laten knippen bij de kapper. (I'm going to get my hair cut at the hairdresser's.)

maat (maht) → size

🗣️ Heeft u deze schoenen ook in maat 39? (Do you have these shoes in size 39?)

materiaal (mah-tay-ree-aal) → material

🗣️ Deze tas is gemaakt van hoogwaardig materiaal. (This bag is made of high-quality material.)

shirt (shurt) → shirt

🗣️ Een wit shirt kan altijd. (A white shirt always works.)

knoop (knoap) → button

🗣️ De knopen van deze jas zijn heel mooi. (The buttons on this coat are very pretty.)

strijken (stry-kun) → to iron

🗣️ Mijn moeder strijkt altijd mijn overhemden. (My mother always irons my dress shirts.)

stijl (stay-l) → style

🗣️ Haar stijl is heel klassiek en elegant. (Her style is very classic and elegant.)

merk (mehrk) → brand

🗣️ Dit merk staat bekend om zijn hoge kwaliteit. (This brand is known for its high quality.)

jasje (yah-sjuh) → jacket

🗣️ Dit jasje is perfect voor het tussenseizoen. (This jacket is perfect for the transitional season.)

blouse (blow-suh) → blouse

🗣️ Ik draag graag een blouse met lange mouwen. (I like to wear a blouse with long sleeves.)

rok (rock) → skirt

🗣️ Deze rok is te kort voor op het werk. (This skirt is too short for work.)

combineren (kom-bee-nuh-run) → to combine

🗣️ Deze blouse kun je goed combineren met een zwarte broek. (You can combine this blouse well with black pants.)

kleur (klayr) → color

🗣️ Ik vind de kleur van deze blouse heel mooi. (I think the color of this blouse is very pretty.)

patroon (puh-trohn) → pattern

🗣️ De jurk heeft een bloemenpatroon. (The dress has a floral pattern.)

laarzen (lahr-zun) → boots

🗣️ In de winter draag ik graag laarzen. (I like to wear boots in the winter.)

kledingstuk (klay-dings-tuk) → garment

🗣️ Dit kledingstuk past niet goed bij mijn figuur. (This garment doesn't fit my figure well.)

rits (rits) → zipper

🗣️ De rits van mijn jas is kapot. (The zipper on my coat is broken.)

wassen (vah-sun) → to wash

🗣️ Ik moet mijn kleding nog wassen. (I still need to wash my clothes.)

passen (pah-sun) → to try on

🗣️ Kan ik deze schoenen even passen? (Can I try on these shoes for a moment?)

textuur (tek-stuhr) → texture

🗣️ De textuur van deze trui voelt heel zacht aan. (The texture of this sweater feels very soft.)

broek (brook) → pants

🗣️ Deze broek zit heel comfortabel. (These pants are very comfortable.)

jurk (yurk) → dress

🗣️ Deze jurk is perfect voor een feestje. (This dress is perfect for a party.)

accessoire (ahk-suh-swahr) → accessory

🗣️ Een mooie accessoire kan een outfit compleet maken. (A beautiful accessory can complete an outfit.)

matchen (mah-tshun) → to match

🗣️ De kleur van deze tas matcht goed met mijn jas. (The color of this bag matches well with my coat.)

mixen (mik-sun) → to mix

🗣️ Ik vind het leuk om verschillende patronen te mixen. (I like to mix different patterns.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋