Gardening and Landscaping in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to gardening and landscaping in Dutch with English translations and examples.

31 words in this list

gras (grahs) → grass

🗣️ Mijn gras moet gemaaid worden. (My grass needs to be mowed.)

blad (blaht) → leaf

🗣️ De bladeren vallen van de bomen. (The leaves are falling from the trees.)

wortel (wor-tel) → root

🗣️ De wortels groeien diep in de grond. (The roots grow deep into the ground.)

compost (kom-post) → compost

🗣️ Compost helpt de bodem vruchtbaar te maken. (Compost helps to make the soil fertile.)

planten (plan-ten) → planting

🗣️ We gaan nieuwe bloemen planten in de tuin. (We're going to plant new flowers in the garden.)

tuinman (tayn-man) → gardener

🗣️ De tuinman komt elke week langs. (The gardener comes by every week.)

gazon (gah-zon) → lawn

🗣️ Het gazon moet bemest worden. (The lawn needs to be fertilized.)

grind (grint) → gravel

🗣️ We hebben grind op het pad gelegd. (We put gravel on the path.)

grasmaaier (grahs-maaier) → lawn mower

🗣️ Ik moet de grasmaaier repareren. (I need to repair the lawn mower.)

poort (poort) → gate

🗣️ De poort staat open. (The gate is open.)

bloempot (blohm-pot) → flower pot

🗣️ Ik heb nieuwe bloempotten gekocht. (I bought new flower pots.)

harken (hahr-ken) → raking

🗣️ Ik moet de bladeren harken. (I need to rake the leaves.)

bemesten (be-mes-ten) → fertilizing

🗣️ Ik ga de grond bemesten. (I'm going to fertilize the soil.)

gieter (gee-ter) → watering can

🗣️ Ik gebruik de gieter om de planten water te geven. (I use the watering can to water the plants.)

tuincentrum (tayn-sen-trum) → garden center

🗣️ We gaan naar het tuincentrum voor nieuwe planten. (We're going to the garden center for new plants.)

tuin (tayn) → garden

🗣️ Ik hou van mijn tuin. (I love my garden.)

zaad (zaht) → seed

🗣️ Ik ga zaadjes planten in mijn moestuin. (I'm going to plant seeds in my vegetable garden.)

pad (paht) → path

🗣️ Het pad is bedekt met grind. (The path is covered with gravel.)

graven (grah-ven) → digging

🗣️ We zijn aan het graven voor een vijver. (We're digging for a pond.)

schop (shop) → shovel

🗣️ Ik heb een nieuwe schop gekocht. (I bought a new shovel.)

terrastegel (ter-ras-teh-gel) → patio tile

🗣️ We hebben nieuwe terrastegels gelegd. (We laid new patio tiles.)

struik (stroo-ik) → shrub

🗣️ Ik heb een nieuwe struik geplant. (I planted a new shrub.)

hek (hek) → fence

🗣️ We hebben een nieuw hek geplaatst. (We installed a new fence.)

water geven (wah-ter geh-ven) → watering

🗣️ Ik moet de planten water geven. (I need to water the plants.)

onkruid (on-kroit) → weed

🗣️ Ik moet het onkruid wieden. (I need to weed the garden.)

bloem (blohm) → flower

🗣️ De bloemen staan in bloei. (The flowers are in bloom.)

boom (bohm) → tree

🗣️ De boom geeft veel schaduw. (The tree provides a lot of shade.)

grond (grount) → soil

🗣️ De grond moet goed losgemaakt worden. (The soil needs to be well loosened.)

snoeien (snoo-ein) → pruning

🗣️ Het is tijd om de struiken te snoeien. (It's time to prune the shrubs.)

borders (bor-ders) → borders

🗣️ De borders zijn beplant met mooie bloemen. (The borders are planted with beautiful flowers.)

tuinslang (tayn-slahng) → garden hose

🗣️ De tuinslang is te kort. (The garden hose is too short.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋