Health and Emergency in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to health and emergency in Dutch with English translations and examples.

29 words in this list

koorts (kohrts) → fever

🗣️ Ik heb koorts. (I have a fever.)

hartkloppingen (hart-klop-pin-gen) → heart palpitations

🗣️ Ik heb last van hartkloppingen. (I am experiencing heart palpitations.)

bloeden (bloo-den) → bleeding

🗣️ Ik ben aan het bloeden. (I am bleeding.)

breuk (breuk) → fracture

🗣️ Ik denk dat ik een breuk heb in mijn arm. (I think I have a fracture in my arm.)

dokter (dok-ter) → doctor

🗣️ Ik moet naar de dokter. (I need to go to the doctor.)

verband (ver-band) → bandage

🗣️ Ik heb een verband nodig voor mijn arm. (I need a bandage for my arm.)

ziek (zik) → sick

🗣️ Ik ben ziek. (I am sick.)

verkouden (ver-kow-den) → having a cold

🗣️ Ik ben verkouden. (I have a cold.)

duizeligheid (dui-ze-lig-heit) → dizziness

🗣️ Ik voel me duizelig. (I feel dizzy.)

spoed (spoed) → emergency

🗣️ Bel de spoed! (Call emergency!)

verwonding (ver-won-ding) → injury

🗣️ Hij heeft een verwonding aan zijn been. (He has an injury to his leg.)

ambulance (am-bu-lan-ce) → ambulance

🗣️ Bel een ambulance! (Call an ambulance!)

EHBO (EHBO) → first aid

🗣️ Heeft u EHBO nodig? (Do you need first aid?)

isolatie (i-so-la-tie) → isolation

🗣️ Hij moet in isolatie blijven. (He has to stay in isolation.)

pijn (pain) → pain

🗣️ Ik heb pijn in mijn arm. (I have pain in my arm.)

allergie (al-ler-gie) → allergy

🗣️ Ik heb een allergie voor noten. (I have an allergy to nuts.)

medicijn (me-di-cijn) → medicine

🗣️ Ik heb mijn medicijnen niet ingenomen. (I didn't take my medicine.)

handen wassen (han-den was-sen) → washing hands

🗣️ Vergeet niet je handen te wassen. (Don't forget to wash your hands.)

quarantaine (kwa-ran-tai-ne) → quarantine

🗣️ Ik zit in quarantaine. (I am in quarantine.)

hoofdpijn (hoof-d-pain) → headache

🗣️ Ik heb hoofdpijn. (I have a headache.)

ademhalingsproblemen (a-dem-haa-lings-pro-ble-men) → breathing problems

🗣️ Hij heeft ademhalingsproblemen. (He has breathing problems.)

ziekenhuis (zie-ken-huis) → hospital

🗣️ Hij is opgenomen in het ziekenhuis. (He has been admitted to the hospital.)

recept (re-cept) → prescription

🗣️ Ik moet mijn recept ophalen bij de apotheek. (I need to pick up my prescription at the pharmacy.)

mondmasker (mond-masker) → face mask

🗣️ Draag altijd een mondmasker in openbare ruimtes. (Always wear a face mask in public spaces.)

hoesten (hoo-sten) → coughing

🗣️ Ik moet hoesten. (I need to cough.)

infectie (in-fek-tie) → infection

🗣️ Ik heb een infectie aan mijn oog. (I have an infection in my eye.)

brandwond (brand-wond) → burn

🗣️ Ik heb een brandwond op mijn hand. (I have a burn on my hand.)

pleister (pleis-ter) → band-aid/plaster

🗣️ Ik heb een pleister nodig voor mijn wond. (I need a band-aid for my wound.)

afstand houden (af-stand hou-den) → keeping distance

🗣️ Houd afstand van elkaar. (Keep distance from each other.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋