Mathematics and Statistics in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to Mathematics and Statistics in Dutch with English translations and examples.


38 words in this list

wiskunde (wiskunde) mathematics

🗣️ Ik studeer wiskunde. (I study mathematics.)

vermenigvuldigen (ver-menig-vul-di-gen) multiply

🗣️ Je moet deze getallen met elkaar vermenigvuldigen. (You need to multiply these numbers with each other.)

integral (in-te-graal) integral

🗣️ Deze functie heeft een integraal van 5. (This function has an integral of 5.)

matrix (ma-trix) matrix

🗣️ Deze matrix heeft dimensies van 3 bij 3. (This matrix has dimensions of 3 by 3.)

kans (kans) probability

🗣️ De kans op regen is 30%. (The probability of rain is 30%.)

p-waarde (p-waar-de) p-value

🗣️ De p-waarde van deze hypothese test is 0.03. (The p-value of this hypothesis test is 0.03.)

statistiek (statistiek) statistics

🗣️ De statistieken tonen aan dat... (The statistics show that...)

gelijkheid (ge-lijk-heid) equality

🗣️ De gelijkheid tussen de twee getallen is opmerkelijk. (The equality between the two numbers is remarkable.)

gemiddelde (ge-mid-del-de) average

🗣️ Het gemiddelde van deze getallen is 7. (The average of these numbers is 7.)

quotiënt (quo-ti-ënt) quotient

🗣️ Het quotiënt van deze getallen is 3. (The quotient of these numbers is 3.)

som (som) sum

🗣️ De som van deze getallen is 15. (The sum of these numbers is 15.)

coördinaat (co-oor-di-naat) coordinate

🗣️ Het punt (3,4) heeft coördinaten (3,4). (The point (3,4) has coordinates (3,4).)

kansfunctie (kans-func-tie) probability function

🗣️ Deze discrete kansverdeling heeft een kansfunctie van P(X=2) = 0.3. (This discrete probability distribution has a probability function of P(X=2) = 0.3.)

delen (de-len) divide

🗣️ Kun je dit getal door dat getal delen? (Can you divide this number by that number?)

mediaan (me-di-aan) median

🗣️ De mediaan van deze dataset is 10. (The median of this dataset is 10.)

afgeleide (af-ge-lei-de) derivative

🗣️ De afgeleide van deze functie is 2x. (The derivative of this function is 2x.)

vector (vec-tor) vector

🗣️ Deze vector heeft lengte 5. (This vector has length 5.)

differentiaalvergelijking (dif-fe-ren-tiaal-ver-ge-lij-king) differential equation

🗣️ Deze differentiaalvergelijking heeft een oplossing van y = e^x. (This differential equation has a solution of y = e^x.)

steekproef (steek-proef) sample

🗣️ Deze steekproef heeft een grootte van 100. (This sample has a size of 100.)

optellen (optellen) add

🗣️ Kun je deze getallen voor me optellen? (Can you add these numbers for me?)

ongelijkheid (on-ge-lijk-heid) inequality

🗣️ Er is een duidelijke ongelijkheid tussen deze twee getallen. (There is a clear inequality between these two numbers.)

standaardafwijking (stan-daard-af-wij-king) standard deviation

🗣️ De standaardafwijking van deze dataset is 2. (The standard deviation of this dataset is 2.)

limiet (li-miet) limit

🗣️ De limiet van deze functie is 3. (The limit of this function is 3.)

functie (func-tie) function

🗣️ Deze functie is continu op dit interval. (This function is continuous on this interval.)

product (pro-duct) product

🗣️ Het product van deze getallen is 24. (The product of these numbers is 24.)

betrouwbaarheidsinterval (be-trouw-baar-heids-in-ter-val) confidence interval

🗣️ Het betrouwbaarheidsinterval van deze steekproef is (3,7). (The confidence interval of this sample is (3,7).)

aftrekken (aftrekken) subtract

🗣️ Hoeveel moet ik aftrekken van dit getal? (How much do I need to subtract from this number?)

getal (getal) number

🗣️ Het getal vijf is een oneven getal. (The number five is an odd number.)

modus (mo-dus) mode

🗣️ De modus van deze dataset is 5. (The mode of this dataset is 5.)

vergelijking (ver-ge-lij-king) equation

🗣️ Deze vergelijking heeft twee oplossingen. (This equation has two solutions.)

grafiek (gra-fiek) graph

🗣️ De grafiek van deze functie is een parabool. (The graph of this function is a parabola.)

kansverdeling (kans-ver-de-ling) probability distribution

🗣️ De kansverdeling van deze dataset is normaal verdeeld. (The probability distribution of this dataset is normally distributed.)

stochastische variabele (sto-chas-ti-sche va-ri-a-be-le) random variable

🗣️ X is een stochastische variabele met gemiddelde 5. (X is a random variable with mean 5.)

kansdichtheid (kans-dicht-heid) probability density

🗣️ De kansdichtheid van deze continue kansverdeling is... (The probability density of this continuous probability distribution is...)

populatie (po-pu-la-tie) population

🗣️ Deze statistische analyse is gebaseerd op een populatie van 1000 mensen. (This statistical analysis is based on a population of 1000 people.)

significantieniveau (sig-ni-fi-can-tie-ni-veau) significance level

🗣️ Het significantieniveau van deze hypothese test is 0.05. (The significance level of this hypothesis test is 0.05.)

procent (pro-cent) percent

🗣️ Dit product heeft 20% korting. (This product has a 20% discount.)

variantie (va-ri-an-tie) variance

🗣️ De variantie van deze dataset is 4. (The variance of this dataset is 4.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.