Personal Information and Identity in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to personal information and identity in Dutch with translations and examples.

39 words in this list

naam (naam) → name

🗣️ Mijn naam is Jan. (My name is Jan.)

geboortedatum (geboortedatum) → date of birth

🗣️ Mijn geboortedatum is 12 januari 1990. (My date of birth is January 12th, 1990.)

postcode (postcode) → postal code

🗣️ Mijn postcode is 1234 AB. (My postal code is 1234 AB.)

geboorteplaats (geboorteplaats) → place of birth

🗣️ Mijn geboorteplaats is Rotterdam. (My place of birth is Rotterdam.)

gescheiden (gescheiden) → divorced

🗣️ Ik ben gescheiden van mijn partner. (I am divorced from my partner.)

ongehuwd zijn (ongehuwd zijn) → to be unmarried

🗣️ Ik ben nog steeds ongehuwd. (I am still unmarried.)

gescheiden zijn (gescheiden zijn) → to be divorced

🗣️ Ik ben gescheiden van mijn ex-partner. (I am divorced from my ex-partner.)

wachtwoord (wachtwoord) → password

🗣️ Ik ben mijn wachtwoord vergeten. (I forgot my password.)

adres (adres) → address

🗣️ Mijn adres is Kerkstraat 10. (My address is Kerkstraat 10.)

paspoort (paspoort) → passport

🗣️ Ik heb een paspoort nodig om naar het buitenland te reizen. (I need a passport to travel abroad.)

e-mailadres (e-mailadres) → email address

🗣️ Mijn e-mailadres is [email protected]. (My email address is [email protected].)

ongehuwd (ongehuwd) → unmarried

🗣️ Ik ben nog steeds ongehuwd. (I am still unmarried.)

verifiëren (verifiëren) → to verify

🗣️ Ik moet mijn identiteit verifiëren om een bankrekening te openen. (I need to verify my identity to open a bank account.)

voornaam (voornaam) → first name

🗣️ Mijn voornaam is Piet. (My first name is Piet.)

burgerlijke staat (burgerlijke staat) → marital status

🗣️ Mijn burgerlijke staat is getrouwd. (My marital status is married.)

rijbewijs (rijbewijs) → driver's license

🗣️ Ik moet mijn rijbewijs vernieuwen. (I need to renew my driver's license.)

burgerservicenummer (burgerservicenummer) → Citizen Service Number (CSN)

🗣️ Ik heb mijn burgerservicenummer nodig om een bankrekening te openen. (I need my Citizen Service Number (CSN) to open a bank account.)

getrouwd (getrouwd) → married

🗣️ Ik ben getrouwd met mijn partner. (I am married to my partner.)

gehuwd zijn (gehuwd zijn) → to be married

🗣️ Ik ben al 10 jaar gehuwd. (I have been married for 10 years.)

geboren worden (geboren worden) → to be born

🗣️ Ik ben geboren op 12 januari 1990. (I was born on January 12th, 1990.)

uitloggen (uitloggen) → to log out

🗣️ Vergeet niet uit te loggen als je klaar bent met werken. (Don't forget to log out when you're done working.)

gebruikersnaam (gebruikersnaam) → username

🗣️ Wat is je gebruikersnaam? (What is your username?)

leeftijd (leeftijd) → age

🗣️ Ik ben 33 jaar oud, dus mijn leeftijd is 33. (I am 33 years old, so my age is 33.)

woonplaats (woonplaats) → place of residence

🗣️ Mijn woonplaats is Amsterdam. (My place of residence is Amsterdam.)

identiteitskaart (identiteitskaart) → identity card

🗣️ Ik moet mijn identiteitskaart laten zien. (I need to show my identity card.)

geslacht (geslacht) → gender

🗣️ Mijn geslacht is vrouwelijk. (My gender is female.)

identiteit (identiteit) → identity

🗣️ Mijn identiteit is belangrijk voor mijn veiligheid. (My identity is important for my safety.)

vrouw (vrouw) → woman

🗣️ Ik ben een vrouw. (I am a woman.)

identificeren (identificeren) → to identify

🗣️ Ik identificeer me als non-binair. (I identify as non-binary.)

man (man) → man

🗣️ Ik ben een man. (I am a man.)

registreren (registreren) → to register

🗣️ Ik moet mijn nieuwe adres registreren bij de gemeente. (I need to register my new address with the municipality.)

beveiliging (beveiliging) → security

🗣️ De beveiliging van mijn computer is erg belangrijk. (The security of my computer is very important.)

achternaam (achternaam) → last name

🗣️ Mijn achternaam is Jansen. (My last name is Jansen.)

nationaliteit (nationaliteit) → nationality

🗣️ Mijn nationaliteit is Nederlands. (My nationality is Dutch.)

telefoonnummer (telefoonnummer) → phone number

🗣️ Mijn telefoonnummer is 06-12345678. (My phone number is 06-12345678.)

BSN-nummer (BSN-nummer) → Citizen Service Number (CSN)

🗣️ Ik heb mijn BSN-nummer nodig voor mijn belastingaangifte. (I need my Citizen Service Number (CSN) for my tax return.)

transgender (transgender) → transgender

🗣️ Ik identificeer me als transgender. (I identify as transgender.)

inloggen (inloggen) → to log in

🗣️ Ik kan niet inloggen op mijn account. (I can't log in to my account.)

privacy (privacy) → privacy

🗣️ Mijn privacy is belangrijk voor mij. (My privacy is important to me.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.

Thanks for visiting and have the bestest day! 👋