Pharmacy and Medication in Dutch

A list of 30 common words and phrases related to pharmacy and medication in Dutch with translations and examples.


33 words in this list

hoofdpijn (hoofd-payn) β†’ headache

πŸ—£οΈ Ik heb last van hoofdpijn. (I have a headache.)

overdosis (oh-ver-doh-sis) β†’ overdose

πŸ—£οΈ Een overdosis kan gevaarlijk zijn. (An overdose can be dangerous.)

misselijkheid (mis-suh-lijk-hait) β†’ nausea

πŸ—£οΈ Ik voel me misselijk na het innemen van het medicijn. (I feel nauseous after taking the medicine.)

allergie (ahl-ehr-gie) β†’ allergy

πŸ—£οΈ Ik heb een allergie voor penicilline. (I have an allergy to penicillin.)

tablet (tah-bleht) β†’ tablet

πŸ—£οΈ Neem twee tabletten per dag. (Take two tablets a day.)

druppel (druh-pel) β†’ drop

πŸ—£οΈ Gebruik twee druppels in elk oor. (Use two drops in each ear.)

bijsluiter (bay-slyuhy-ter) β†’ package insert

πŸ—£οΈ Lees de bijsluiter voordat je het medicijn gebruikt. (Read the package insert before using the medicine.)

apotheek (ah-poh-teyk) β†’ pharmacy

πŸ—£οΈ Ik ga naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen. (I'm going to the pharmacy to pick up my medication.)

verkoudheid (vur-kow-dait) β†’ cold

πŸ—£οΈ Ik heb last van verkoudheid en hoesten. (I have a cold and coughing.)

pijn (payn) β†’ pain

πŸ—£οΈ Ik heb pijn in mijn rug. (I have pain in my back.)

zalf (zahlf) β†’ ointment

πŸ—£οΈ Breng de zalf aan op de huid. (Apply the ointment to the skin.)

neusspray (noys-spray) β†’ nasal spray

πŸ—£οΈ Gebruik de neusspray om verstopte neus te verlichten. (Use the nasal spray to relieve a stuffy nose.)

geneesmiddel (guh-nayz-mih-del) β†’ remedy

πŸ—£οΈ Dit geneesmiddel helpt tegen hoesten en verkoudheid. (This remedy helps against coughing and colds.)

pijnloos (payn-lohs) β†’ painless

πŸ—£οΈ De behandeling is pijnloos. (The treatment is painless.)

recept (reh-sept) β†’ prescription

πŸ—£οΈ Heb je een recept van de dokter? (Do you have a prescription from the doctor?)

bijwerking (bay-vehr-king) β†’ side effect

πŸ—£οΈ De bijwerkingen van dit medicijn zijn hoofdpijn en misselijkheid. (The side effects of this medicine are headache and nausea.)

pleister (ply-stehr) β†’ patch

πŸ—£οΈ Plak de pleister op de wond. (Put the patch on the wound.)

antibioticum (ahn-tee-bioh-tih-kum) β†’ antibiotic

πŸ—£οΈ De dokter schreef een antibioticum voor mijn infectie. (The doctor prescribed an antibiotic for my infection.)

doseren (doh-seh-ren) β†’ to dose

πŸ—£οΈ Het is belangrijk om het medicijn goed te doseren. (It's important to dose the medicine properly.)

allergische reactie (al-ler-gies-suh reh-ak-tie) β†’ allergic reaction

πŸ—£οΈ Sommige mensen hebben een allergische reactie op bepaalde medicijnen. (Some people have an allergic reaction to certain medicines.)

bijsluiter (bay-sloo-ter) β†’ leaflet

πŸ—£οΈ Lees eerst de bijsluiter voordat je het medicijn inneemt. (First read the leaflet before taking the medicine.)

dosering (doh-seh-ring) β†’ dosage

πŸ—£οΈ Wat is de juiste dosering voor dit medicijn? (What is the correct dosage for this medicine?)

maagklachten (maag-klaak-ten) β†’ stomach problems

πŸ—£οΈ Dit medicijn kan maagklachten veroorzaken. (This medicine can cause stomach problems.)

injectie (in-jek-tsee) β†’ injection

πŸ—£οΈ De dokter gaf me een injectie. (The doctor gave me an injection.)

verdovend (vur-doh-vuhnt) β†’ anaesthetic

πŸ—£οΈ De verdovende crΓ¨me zorgt ervoor dat de pijn minder wordt. (The anaesthetic cream reduces the pain.)

bijwerkingen (bay-vehr-king-en) β†’ side effects

πŸ—£οΈ Dit medicijn heeft bijwerkingen zoals duizeligheid en vermoeidheid. (This medicine has side effects such as dizziness and fatigue.)

pijnstiller (payns-til-luhr) β†’ painkiller

πŸ—£οΈ Neem een pijnstiller als je pijn hebt. (Take a painkiller if you have pain.)

recept (reh-zept) β†’ prescription

πŸ—£οΈ Ik heb een recept nodig van de dokter om dit medicijn te krijgen. (I need a prescription from the doctor to get this medicine.)

voorschrijven (fohr-shray-ven) β†’ to prescribe

πŸ—£οΈ De dokter heeft dit medicijn voorgeschreven. (The doctor prescribed this medicine.)

inhalator (in-haa-lah-tor) β†’ inhaler

πŸ—£οΈ Gebruik de inhalator als je ademhalingsproblemen hebt. (Use the inhaler if you have breathing problems.)

bijtend (bay-tenht) β†’ caustic

πŸ—£οΈ Dit medicijn heeft een bijtende werking op de huid. (This medicine has a caustic effect on the skin.)

verlichten (vur-lich-ten) β†’ to relieve

πŸ—£οΈ Deze neusspray verlicht de verstopte neus. (This nasal spray relieves the stuffy nose.)

medicijn (meh-dee-sayn) β†’ medicine

πŸ—£οΈ Heb je een medicijn nodig? (Do you need a medicine?)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.