Aerospace and Aviation in Dutch

List of 30 most common words and phrases related to aerospace and aviation in Dutch with English translations and examples.


29 words in this list

vliegtuig (vleeg-tuich) β†’ airplane

πŸ—£οΈ Het vliegtuig vliegt naar New York. (The airplane is flying to New York.)

piloot (pee-loht) β†’ pilot

πŸ—£οΈ De piloot bestuurt het vliegtuig. (The pilot is controlling the airplane.)

bagage (bah-gah-juh) β†’ luggage

πŸ—£οΈ Mijn bagage is kwijtgeraakt tijdens de vlucht. (My luggage got lost during the flight.)

luchtvaartmaatschappij (luhgt-vaart-maht-schahp-pey) β†’ airline

πŸ—£οΈ KLM is een bekende luchtvaartmaatschappij. (KLM is a well-known airline.)

reis (rays) β†’ trip

πŸ—£οΈ De reis duurt ongeveer 10 uur. (The trip takes about 10 hours.)

zakenvlucht (zah-ken-vlucht) β†’ business flight

πŸ—£οΈ Ik vlieg vaak met een zakenvlucht. (I often fly on a business flight.)

helikopter (heh-lee-kop-ter) β†’ helicopter

πŸ—£οΈ De helikopter landt op het dak van het ziekenhuis. (The helicopter is landing on the roof of the hospital.)

opstijgen (op-stay-gen) β†’ to take off

πŸ—£οΈ Het vliegtuig gaat zo opstijgen. (The airplane is going to take off soon.)

instappen (in-stahp-puhn) β†’ to board

πŸ—£οΈ Het is tijd om in te stappen. (It's time to board.)

boord (bohrt) β†’ onboard

πŸ—£οΈ Het boordpersoneel verwelkomt u aan boord. (The onboard crew welcomes you onboard.)

startbaan (start-baan) β†’ runway

πŸ—£οΈ Het vliegtuig rijdt naar de startbaan. (The airplane is taxiing to the runway.)

cabinepersoneel (kah-bee-nuh-per-soh-nehl) β†’ cabin crew

πŸ—£οΈ Het cabinepersoneel serveert drankjes en snacks. (The cabin crew is serving drinks and snacks.)

vliegen (vleeg-uhn) β†’ to fly

πŸ—£οΈ Ik wil graag leren vliegen. (I would like to learn how to fly.)

brandstof (brant-stof) β†’ fuel

πŸ—£οΈ Het vliegtuig heeft veel brandstof nodig om naar AustraliΓ« te vliegen. (The airplane needs a lot of fuel to fly to Australia.)

cockpit (kok-pit) β†’ cockpit

πŸ—£οΈ De piloot zit in de cockpit van het vliegtuig. (The pilot is sitting in the cockpit of the airplane.)

vliegticket (vleeg-tick-et) β†’ flight ticket

πŸ—£οΈ Heb je al een vliegticket geboekt? (Have you already booked a flight ticket?)

veiligheidsgordel (vay-ligh-haits-gor-del) β†’ seat belt

πŸ—£οΈ Vergeet niet om je veiligheidsgordel vast te maken. (Don't forget to fasten your seat belt.)

vliegveld (vleeg-felt) β†’ airfield

πŸ—£οΈ Het vliegveld wordt gebruikt voor kleine vliegtuigen. (The airfield is used for small airplanes.)

luchthaven (luhk-hah-ven) β†’ airport

πŸ—£οΈ De luchthaven van Schiphol is erg groot. (The airport of Schiphol is very big.)

boardingpass (bohr-ding-pass) β†’ boarding pass

πŸ—£οΈ Heb je je boardingpass bij je? (Do you have your boarding pass with you?)

passagier (pah-sah-zjee-uhr) β†’ passenger

πŸ—£οΈ Er zitten veel passagiers in het vliegtuig. (There are many passengers on the airplane.)

inchecken (in-chek-uhn) β†’ to check in

πŸ—£οΈ Je moet minstens twee uur van tevoren inchecken. (You have to check in at least two hours in advance.)

stoel (stohl) β†’ seat

πŸ—£οΈ Ik heb een raamstoel gereserveerd. (I have reserved a window seat.)

vliegroute (vleeg-rouw-tey) β†’ flight route

πŸ—£οΈ De vliegroute gaat over de Atlantische Oceaan. (The flight route goes over the Atlantic Ocean.)

landen (lahn-duhn) β†’ to land

πŸ—£οΈ Het vliegtuig gaat over een paar minuten landen. (The airplane is going to land in a few minutes.)

vlucht (vluhgt) β†’ flight

πŸ—£οΈ Mijn vlucht vertrekt om 10 uur 's ochtends. (My flight departs at 10 o'clock in the morning.)

cabine (kah-bee-nuh) β†’ cabin

πŸ—£οΈ Het cabinepersoneel bereidt de cabine voor op de landing. (The cabin crew is preparing the cabin for landing.)

bagageband (bah-gah-juh-bahnd) β†’ baggage carousel

πŸ—£οΈ De bagage komt zo op de bagageband. (The luggage is coming soon on the baggage carousel.)

turbulentie (tur-beh-len-tsee) β†’ turbulence

πŸ—£οΈ We hadden veel turbulentie tijdens de vlucht. (We experienced a lot of turbulence during the flight.)

Learn with glot

You didn't try learning this list of vocabulary yet.